maandag, september 15, 2014

Vrijspraak voor óns?

WIJ , vrijgesproken??? 

"Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij." Romeinen 8:33

Door de morrende meerderheid wordt er nogal eens kritiek  geuit op rechters. “Die rechters van tegenwoordig? Die zijn lang niet streng genoeg. Ze pakken die criminelen en ook de kleine criminelen, die ettertjes van tegenwoordig, veel te veel met fluwelen handschoenen aan. Niet zo zachtzinnig, dat zijn die lui zelf ook niet! Aanpakken die hap. De bak in, voor een flinke tijd. Want zo’n lichte straf is niet rechtvaardig.” Dergelijke geluiden kun je nogal eens horen.  En ook bij mensen van dezelfde professie, deskundigen dus, staan de rechters wel eens in het beklaagdenbankje. En mede ook daardoor wordt het gezag van rechters nou niet bepaald groter.

-----------------
rechter
Gaan  jullie mee? Mee met mij en mee met Paulus? Want die Paulus neemt als apostel, dat is als vertegenwoordiger van Jezus Christus, de leden van de gemeente in Rome mee naar de rechtbank. De rechtbank, daar is een aanklager. En daar is een rechter. Ik mag wel zeggen: daar is DE rechter. Want deze rechter is God. Je kunt niet in hoger beroep gaan bij hem. Want Hij is de hoogste rechter. De rechter, aan wiens gezag iedereen zich moet onderwerpen. En op wiens vonnis niets af te dingen valt. Want Hij die hier het “schuldig” of “onschuldig” laat horen, is niemand minder dan God zélf!
                                                                                                                                                                 
Ga je mee? Nee, je hoeft niet bang te zijn. Jawel, God ziet en weet alles. Hij kent al je daden en woorden. Al je geheimen ook. En je verborgen gedachten. Je hele leven, je buiten- en je binnenkant, het is een open boek voor Hem. En JIJ staat in de beklaagdenbank. En? En het oordeel? Kom mee en laat je verrassen.
---------------------
Om deze woorden te begrijpen moeten we eerst even wat achtergrondinformatie oppikken. Kijk, die Paulus is nog nooit in Rome bij de gemeente aldaar geweest. Maar nu wil hij er heen. Dus moeten de mensen daar over die plannen worden ingelicht. Nu weet de apostel zelf best wel het een en ander van die gemeente. En het is goed, dat wij dat ook weten.

het oude Rome
Rome leek toen al een beetje op een moderne metropool. Tenminste in die zin, dat je er mensen uit alle streken tegen kon komen. Zo waren er ook veel Joden. En daarvan was er weer een aantal, dat Jezus ontdekt had. En ze waren door Hem gevonden. Zo kwamen ze tot geloof in Hem. Dus bestond de gemeente uit heidenen én uit Joden. En die Joodse achtergrond bleef een rol spelen in hun beleving van het geloof. En dat veroorzaakte wel eens wat spanningen.   Daarom begint Paulus te schrijven over iets, waar geen enkel verschil van mening over bestond. Over de basis van het christelijk geloof: het leven door geloof (zie hoofdstuk 1:17). Want dat is me toch even wat, mensen! Wat een bevrijding is dat. Dat je het niet zelf moet opknappen. Maar dat we een bevrijder hebben, de Heiland Jezus. Geweldig, grandioos is dat!     
               
Nou, dan zit je al tot over je oren in de wereld van onze tekst. En dat is de wereld van de rechtbank. Waar het recht de lakens uitdeelt. Waar aanklagers zijn. Mensen, die de aanklacht formuleren. En een rechter. Een man die vonnis wijst. Die het “schuldig” of “onschuldig” laat horen.
----------------------
“Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij”. Begrepen, hoop ik. De rechtbank, je ziet die vóór je. Maar nu hebben we wel een probleem. Dit: dat hier de gelovigen “uitverkorenen” genoemd worden. En er bestaat nogal eens een misverstand over de verkiezing door God. Alsof het hierbij om een verborgen, mystieke, mysterieuze zaak zou gaan. “De verkiezing? Och mens, hou er over op. Daar krijg je totaal geen hoogte van. Dat blijft maar afwachten. Dan kan het vriezen of dooien; wel uitgekozen of niet uitgekozen, een lot uit de loterij, een niet of de hoofdprijs.”
Zou het zó zijn? Nou, vergéét het. Zo is het echt niet. Het zit totaal anders.

Gods uitverkorenen, wie zijn dat? Dat zijn mensen aan wie God  zijn grote liefde voor mensen kwijt wil. En, dat is hun antwoord op dat aanbod: ze aanváárden dat. Ze laten zich die liefde bewijzen. Ze zeggen: “Dank u wel, Vader”. En van de weeromstuit gaan ze zelf ook liefhebben: God liefhebben, die dat allemaal gaf. En  zijn zoon Jezus, de Heiland en de Geest, die dat allemaal in je hart plant en in je leven gestalte gaat geven.                                                                                                               
Gods uitverkorenen, dat zijn mensen, die gaan geloven. En die God gaan liefhebben. Die ook mensen gaan liefhebben. Mensen in het algemeen. Maar ook mensen, die hetzelfde zijn gaan doen als zij zelf. En die daarom behoren bij de gemeente van Christus.

Dus: die verkiezing is helemaal niet zo moeilijk. Die zie je duidelijk uitkomen in de liefde in je hart.  En in de daden van liefde van binnen uit. Want wat God van ons vraagt, dat wil Hij ons ook , en ook 
ontvangen
allereerst, geven.
                                                                                                                                              

En achter die zaken ligt dan de verkiezing. Het besluit van God om ieder, die dat geloof beleeft, te bewaren. die gelovigen vast te houden, voor altijd. Dat geeft vastheid, zekerheid, vertrouwen. Dat staat als een huis. En over die mensen gaat het. Die staan hier terecht. Al die mensen, die als het erop aan komt zo zielsveel van de Heiland houden. Die in alle situaties eigenlijk die goede God en Vader in de hemel zo diep in hun hart en zo hoog in het vaandel hebben.                Eigenlijk gaat het hier dus over alle gelovigen. Over de vraag: Wat  gaat het opleveren, als de hoogste rechter het leven van allen die van hem zijn onder de microscoop legt. Ergo: het gaat hier over mij. En over u en jou. …..  
--------------------------
En nu vraagt Paulus: wie zal die mensen aanklagen? Wie zal ze voor de rechter slepen? Wie zal hun dossier met eventuele foute daden daar neerleggen? En dan begrijp je al: dit wordt een zeer spannend moment. Nu gaat het er op aan komen. Dit is  het  moment. Dit is de dag van de rechtspraak. De grote Dag. De dag van  het eindoordeel. Het oordeel voor elk van ons.             Dus, spannend, wie gaat in deze rechtszaak de aanklacht indienen? 

 Nou, ze staan in de rij, hoor! Mensen, veraf: grote klagende  en vragende kinderogen in donkere gezichtjes. Kinderen, die honger leden  -en ik was nergens! Mensen dichterbij: mensen die ik in een bepaalde noodsituatie had kunnen helpen –en waar was Ik? En God heeft een aanklacht: de bijbel staat vol van dingen, die ik had moeten nalaten. En van dingen, goede dingen, die ik had kunnen doen – en ik deed die dingen niet. En die verkeerde daden, woorden, gedachten –het kwam er niet van, ze na te laten.                                                                                                               
En dan spreekt mijn eigen h a r t ook nog aanklachten uit. Voor het oor van de grote rechter zegt het: uitverkoren, jij? Man, ga nou gauw! Wat was jij voor een dominee, ouderling, kerklid? Het was allemaal niks met niks, wat dagelijks op het menu stond.
---------------------
Of kun je dat tegenspreken? Kun je het tegendeel bewijzen? Het is allemaal 100% waar, niet dan?                                                                                                                                                                 Als je dat nou eens eerlijk toe zou geven…  Als je dat eerlijk toegeeft, belijdt, aan God, nou dan ziet het er niet triest uit voor jou, maar rooskleurig. Want die rechter van Paulus, die alle mensen eenmaal oordeelt, die komt met een bijzondere verrassing.

Er staan mensen terecht voor Gods rechtbank. En jij en ik horen daarbij. Ja toch? Wij worden terecht aangeklaagd. En wij krijgen die grote verrassing. We zijn allemaal schuldige mensen, door en door, tot in de pit. Niets tegen in te brengen. En toch, nee! Geen aanklager, die een poot heeft om op te staan. En dat denk  ik niet maar. Nee, dat denkt en zegt God zelf. “Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen?” Antwoord, heel verrassend: vrijspraak. “God zelf spreekt hen vrij”.

Maar dan zeg je: dat is toch niet eerlijk? Die mensen kunnen 1000 keer uitverkorenen zijn, maar ze hebben allemaal flink wat op hun kerfstok.  Dus: schuldig, en daarmee uit. Afgelopen. Zo lijken de zaken er voor te staan. Maar er is een andere werkelijkheid. Er is wat gebeurd. Er is goddelijk overleg geweest. Tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. En de Satan, de grote aanklager, is uit de hemel gekieperd, voorgoed. En Christus, de grote advocaat, is er binnen gegaan.        

En H I J voert het pleit. Hij had de schuld al voldaan op Golgotha, aan het kruis. En nu pleit hij voor de uitverkorenen. En hij komt op al die beschuldigingen met het enige antwoord. Alle aanklagers zwijgen, alle aanklachten zijn ongegrond. Want Jezus heeft de boete al betaald, zie je. De straf is al tot op de laatste cent voldaan. God heeft niets meer te innen. Jezus heeft de straf gedragen. Hij was in lijden, in de dood, in het graf. En nu,  zittend aan Gods rechterhand, brengt hij dat als de grote advocaat naar voren. En alle aanklagers moeten er het zwijgen toe doen.
Want wat moet je als God, de Opperrechter vrijspreekt? Niets anders dan dat vonnis aanvaarden toch? Duidelijk. Het pleit beslecht, voor eens en altijd.   De aanklagers druipen af. En de aangeklaagde  -en dat ben jij, dat ben ik- hij of zij gaat vrijuit!   
                                                      
Paulus bedoelt te zeggen: er is maar één ding dat telt in de gemeente van Christus. En dat
is niet, dat je Jood bent of heiden van afkomst. Nee, want in beide gevallen zitten we ónder de vuiligheid van schuld en zonde. Er is maar één ding, om daar van af te komen. En dat is vertrouwen op het werk van Jezus. Op zijn lijden in onze plaats. En op zijn voorspraak bij Gods rechtbank. Wie dat niet doet gaat ten onder. En wie er op bouwt, die gaat vrijuit.                       
 Dat is het ene anker voor wie dan ook. Dat is de vaste rots, waarop, beter: in wie, we veilig zijn, nu en voorgoed!

Halleluja! Amen!       

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Tips voor de liturgie:


Psalmen: 32: 1,2  
                  27: 4,5
                  66: 5,6
             73:9,10
Gez. (LvdK) 90:3-5
Op Toonhoogte: 281
                           350 (na Gods wil)
Opwekking: 178, 182
Zingende Gezegend: 97, 98

_________________________________________________________________________________

zaterdag, oktober 12, 2013

ZINGEN OVER JERUSALEM? JA, TOCH!

Jerusalem nu
Jerusalem, stad om van te zingen ?

"Van u wordt met lof gesproken, stad van God..." Psalmen 87

Als er over je (en zonder je) gesproken wordt,
dan kan dat kwaadspreken zijn. Daar ben je niet blij mee, met "over de tong gaan", zoals dat heet. Maar als ze met lof over je spreken, dan is dat heel andere koek. Nu, dat laatste is het geval in Psalm 87 over de stad Jerusalem.
Een mooi lied, Psalm 87. Tenminste, dat vind ik. Hij zingt ook zo "lekker".  En van vers 4 berijmd, daar kan je gemoed vol van schieten. Je ogen ook trouwens. Althans bij mij.
      
"Zij zullen saam, de groten mét de kleinen,
         dansend de harpen en cymbalen slaan,
         en onder fluitspel in het ronde gaan,
         zingend: "In u zijn al onze fonteinen".

Moet u, met de ogen dicht, zich eens proberen voor te stellen! Kinderen en volwassenen, met elkaar dansend en zingend. Over wat Jerusalem zoal te bieden heeft: En dat is me nogal wat: allemaal bronnen met water, ja met alle heil. Alle dingen, die het "geheilde", geheelde leven zoal aan goeds te bieden heeft.
Als je dat zingt, dan moet je toch aan een situatie denken, die er nu nog bij lange na niet is. Maar die er dus wél kómt!
----------
vonken...
Maar ja, toch nog maar even niet
aan die Toekomst denken. Maar aan het hier en nu. Daar hebben jij en ik de handen vol aan, toch? Zeker als je het hebt over Jerusalem. Als je wilt zingen over Jerusalem, dan moet je de ogen maar stijf dichtknijpen. Want als je ze open doet...? Dan zie je een stad, die onder vuur ligt. Soms zelfs letterlijk. Maar de vonken spetteren er in elk geval van af, als iemand uit Israël en een Palestijn ieder zijn visie geeft op die stad. Dat schuurt wat, zeg maar. Dat botst, zodat de vonken rondvliegen. Radicaal verschillend, die meningen.

Jerusalem is een verdeelde stad, dát is de werkelijkheid, zichtbaar, vlammend. Jerusalem, dat is de stad, DE stad, exclusief van het ene volk. Maar hetzelfde geldt voor een andere groep. Beiden claimen de stad, de héle stad. Beiden spreken met lof over Jerusalem. Maar wél apart. En dáár schuilt het probleem, zie je. Nou is dat een politiek probleem, erg moeilijk. Ik heb er natuurlijk óók een mening over. Maar op dat gebied ben ik een totale leek. Dus daar hebt u niet echt iets aan.
---------
Laten we dus naar Jerusalem kijken,
zoals de bijbel, zoals God ernaar kijkt. De dichter van dit lied, Psalm 87, is er vól van. Die dichter moet je zoeken onder de leden van het tempelkoor. Dat waren nakomelingen van Korach, uit de stam Levi,
En waarom zingt hij van Jerusalem? En is hij ervan overtuigd, dat er door velen, dat er algeméén,  positief, met lof over die stad gesproken wordt?
Sion
Nou, dit lied geeft redenen te óver aan. DE reden is uiteraard, dat de God van Israël, de HEER, de poorten van Sion liefheeft. Sion was en is één van de heuvels, waarop de stad gebouwd is. Die bergen zijn heilige bergen. "Heilig" betekent: apart gezet, op een speciale plaats, namelijk heilige, gewijde grond, aan God gewijd. En naar Sion was de stad óók wel genoemd. Jerusalem heet in de bijbel ook wel Sion. Van alle steden had Jerusalem de bijzondere positie van "stad van de HEER" gekregen.
Dáár was God ook zichtbaar gaan wónen: de tabernakel en later de tempel stond daar, het centrum van de eredienst.
-----------
offerlam
En dáár kun je lovend,
ja laaiend enthousiast over spreken en zingen als gelovige Israëliet. Wis en drie wel, zeker weten! Want daar ligt je leven. Als je geen offer kunt brengen, dan ga je dood. Dan bén je eigenlijk dood. Bij God namelijk. Dan kun je voor Hem en bij Hem niet bestaan, zie je. De gelovige zag de dienst van de verzoening als van levensbelang!
------------
Nu gaan we zien
dat het ons dicht op de huid komt. Wan die dienst van de verzoening is net zo goed nodig voor jou en mij, zie je. Nou worden er geen dieren meer geslacht en geofferd voor ons. Dat is niet meer nodig. Jezus was en is het enige offerlam, volmaakt en voorgoed werkend.

brandend hart
Zijn WIJ, ik en jij, daar ook enthousiast over? Staan we in lichterlaaie over God  en  zijn dienst?. Worden we brandend enthousiast. als we denken aan de. HEER  en  zijn woning.

Die stad met die woning is het bezingen waard. Toch wel! Wonderlijk, hé? Want, zo op het eerste gezicht is dat helemaal niet wáár. De kerk, de kerk zoals we die ZIEN vandaag, is niet bepaald een "plaatje". Is niet aan-trekkelijk. Trekt geen mensen aan, van overal.
Nee toch? Integendeel, de kerk zit in het bekende hoekje. Het hoekje, waar daverende klappen vallen! Een aflopende zaak, zó lijkt het. Niet om over naar huis te schrijven. Bepaald niet om een loflied over aan te heffen, dacht ik.
--------
Jerusalem, was dat toen wél.
Het was meer dan een mooi-gelegen stad. Het was toen even zoiets als de hoofdstad van de wereld. Echt een internationale stad. Toen, in die, betrekkelijk korte, tijd was dat het gteval.
Je kunt dan denken aan de tijd van koning Chizkia . In een oudere vertaling heette hij Hizkia. Een bekende koning van Juda. Hij werd ook wel Jechizkia of Jehizkia genoemd. Een mooie naam, als je de betekenis hoort, namelijk  "De HEER sterkt, geeft kracht".
Beslist een veelzeggende naam. Denk maar aan de ziekte, die hij kreeg. Een bijzonder
gebed is kracht!
ernstige ziekte. Een ziekte waar geen kruid tegen gewassen was. Dodelijk was de kwaal. Hij moest zich voorbereiden op het einde, had God door de profeet gezegd. Chizkia had zich daar niet bij neergelegd. Hij kende de kracht van het gebed,  en vooral: hij kende de grote liefde van zijn God, zie je. En ziedaar het wonder: hij werd genezen!
---------
Die koning en zijn hoofdstad
werden door Sanherib bedreigd. Die Sanherib, de koning van Assyrië, was een echte veroveraar.  Hij liep het ene volk na het andere onder de voet. Nou, dan zou Jechizkia. geen enkel probleem vormen! Dat kleine volkje Juda had maar een klein legertje, dus die verovering was een klusje van likmevestje. Jerusalem zou in een wip veroverd.zijn natuurlijk!
Viel dát even smerig tegen! Sanherib had buiten de waard gerekend, zie je! Jechizkia. had een geheim wapen: Die náám, weet je wel. God.HEER die kracht geeft. Die Zich voor de koning en voor die stad, ZIJN stad, inzet.
----------
Sanherib had een brief geschreven
aan de koning van het belegerde, volledig ingesloten Jerusalem. Een brief vol brallende, snoevende taal. Met als boodschap: geef je over! Want anders maak ik gehakt van jou en je stadje + inwoners....
De koning ging naar de tempel, het huis van zijn God. En hij legde die brief, een rol perkament waarschijnlijk, opengerold voor de HEER neer. Dus hij legde dat probleem letterlijk op Gods bordje, met eerbied gesproken. Het ging immers om Gods zaak: zijn volk, zijn stad? En om zijn Naam, waarmee de spot gedreven werd.
-----------
De allerbeste oplossing,
ook vandaag nog. In ons gebed volledig opening van zaken geven. Alles wat je op je hart hebt, grote problemen, de gewone dingen van alledag, aan Hem vertellen. Het met Hem delen. Ze tot zijn zaak maken. Overgave dus, maar niet aan de problemen, maar aan je God. Mensenkinderen, wat rijk! Dan ben je veilig, volkomen. Want die God van de bijbel....? Machtig! Oppermachtig!!
-----------
                              
geslagen hond...
En....God vernederde Sanherib.
Hij pakte hem zijn beste soldaten voorgoed af. En de grote koning van Assyrië droop af, als een hond met de staart tussen de benen.
krantenkoppen
Een wereldschokkende gebeurtenis in die dagen! Het ging van mond tot mond. De hele wereld had het er over. Grote krantenkoppen, extra Journaals, zeg maar. En de politieke deskundigen, ze begrepen hier helemaal niets van. Wat heb ik nou aan mijn politieke fiets hangen!! Jerusalem, dat moest wel iets bijzonders! zijn. Wat hád die stad, dat volkje?

Nou, je weet hoe dat gaat.
Dát moet ik met eigen ogen zien!. Je kunt het lezen in 2 Kronieken 32 : 23. "Velen kwamen naar Jerusalem om de HEER offergaven te brengen en om koning Jechizkia van Juda, die na deze gebeurtenissen bij de andere volken zeer in aanzien was gestegen, kostbare geschenken aan te bieden". Ja, in die dagen was Jerusalem een veelbezochte stad. Overal klonk de lofzang op die stad.
En iedereen ging er heen. Op stedentrip, zeg maar. En soms om zich er te vestigen. Het werd een internationale stad.
----------
Maar ja, het was maar tijdelijk. Er kwam een ándere tijd. Een tijd, waarin er geen tempel te vinden was. Ja, een tijd waarin er geen Jerusalem meer was! Alles was vergane glorie. Totale verwoesting! Eén grote puinhoop!
En de inwoners? Het volk was in ballingschap gevoerd, ver weg van hun land. Het wás eigenlijk geen volk meer. Zingen van Jerusalem en in wezen van de tempel ? Ja, maar dan wél klaagliederen!
---------
echtscheiding
Kun je je toch voorstellen?
Je gedroomde en verwachte toekomst moet maar aan diggels vallen! Het zal je maar gebeuren: voorgoed arbeidsongeschikt door ziekte. Ontslag en wég die promotiekans! Je huwelijk naar de knoppen!  En zo kan ik doorgaan. Zingen over Gods goedheid? Dán ?

En zingen over het Jerusalem, dat de kerk ook mag zijn? Vandaag de dag, nu de diensten vaak steeds minder bezocht worden? Nu de visie van Gods Kerk naar de kantlijn weggeschoven is? Wil je dáár nog bij horen, bij gezien worden? Kun je daar hoog over opgeven?
-----------
Ja, tóch wél!
Want Jerusalem is toch weer opgebouwd, zie je. En de tempel kwam ook weer uit het puin te voorschijn. En dat werd weer een centrale plaats voor Joden van overal. Jerusalem was met de grote feesten weer een wereldstad!

Pinksterfeest
En op één van die grote feesten was er iets héél bijzonders te zien en te horen! Pinksterfeest, de uitstorting van de Geest van God! De dag, waarop de grens tussen Jerusalem van de Joden en de Kerk wegvielen. Omdat heidenen geënt werden als takken op de aloude stam Israël. Zo doorbreekt de Geest alle grenzen.
En Hij maakte en maakt mensen vol van Jezus! Zodat ze zingen van God en zijn heil. Omdat ze delen in het werk van Jezus. En wat dat werk oplevert is in één woord samen te vatten: LEVEN. Leven-plus!
Leven, dat deelt in de vergeving, die het offer van Jezus bracht. Het offer, waarheen elk offer, iedere dag daar gebracht, heen wees. Vergeving door bloedstorting aan het kruis.

fontein....
Leven, dat de moeite waard is! Leven in het nieuwe Jerusalem. Leven dat nooit meer ophoudt. Drinken van de fonteinen van het heil. Leven-XXL, leven van topkwaliteit, zonder eind! Zó, dat leven LOVEN is. Zingen, de lof zingen van Jerusalem en vooral van zijn Stichter, zijn architect en zijn fundament. En dat is de Heer.

Ja, het gáát om HEM.
Voor HEM mogen we ook vandaag de lofzang gáánde houden. Hij is het waard, bezongen te worden. Hij verdient het, dat we ván en vóór Hem zingen! Hij, die op de troon zit en het Lam, dat geslacht is, maar stáát en lééft.

Vindt u, vind jij dat ook? En nou niet zeggen: "Natuurlijk! Het staat toch in de bijbel?".   Dat dóét het. Dat is gebleken en blijkt, elke dag. God en het Lam, ze verdienen onze lofzang. Maar dat we dat lied mee aan heffen, daar is niets natuurlijks aan. Het is onze natúúr, om God te negéren, te becritiseren, klaagliederen en geen lofliederen te zingen. Dát is natuurlijk.
Maar als je ogen ervoor open gaan, geopend worden -daar moet de heilige Geest aan te pas komen- dán gaat je mond óók open. Dán ga je zingen, lofzingen. Ter ere van die God en dat Lam, geslacht, maar levend door de dood heen.
En de lof zingen van de kerk, de gemeente uit Joden en heidenen. Want die kerk is van Hem. Dat is zijn woonplaats hier op aarde.  En daarom is die ondanks alle gebreken, het bezingen waard. Om zijn stichter, zijn bewoner. Hem verheerlijken, met lied en met de daad, elke dag.

Dan zingt u mee.
Sámen zingen, dat is pas fijn! Zingen, hier met een bromstem. Of met tranen in de ogen soms. En met gebroken stem vaak.
Maar repeteren voor de grote uitvoering! Want eens daalt het nieuwe Jerusalem op aarde neer. De stad van God met gouden poorten en straten . Maar zónder tempel! Die heeft dan zijn tijd gehad. Overbodig, Want verzoening voor de zonden? Offers? Zonden ZIJN er niet meer. Daarom geen offers meer. Dus rest alleen nog om te zingen.
En DAT wordt me een gejubel!
Amen.

Te gebruiken psalmen en liederen:
    Psalmen: 87, 122, 84
    Nieuw Liedb. Psalm 150a
     Gezangen: 262:2,3; 300:1,4,5;
     Ev. Liedb. 413 (Lichtstad met uw paarlen poorten)
     Troost "Voorzichtig licht" 91
    Lezing: Psalmen 87 en Openb.21 : 9 e.v.
   
Gebeden:
Voorbede Israël, Jerusalem, Palestijnen
Geef vreugde, maak Kerk, christen aan-trekkelijk
Heer,vergeef somberheid, sleur
Toekomstverwachting.
God, leg kracht in gebeden, bidden

woensdag, november 21, 2012


KERSTFEEST, FEEST VAN OORLOG EN VREDE
liturgie ter voorbereiding op of viering van het Kerstfeest
 Verteller:

Hebt u dat ook wel eens? Dat u zegt: nu wil ik een poosje het Journaal niet zien. Nu ben ik zo moe van al die berichten over de Beurs, over de depresssie. En over  burgeroorlogen, terreuraanslagen, natuurrampen, moorden en dergelijke? Hebt u ook wel eens heimwee naar góede berichten, blij nieuws, naar rust in je leven, naar vrede? Ja, heimwee naar het  paradijs? 

Declamatie:

Tussen voleinding en advent
Nu de nachten -  langer worden
Kouder,  banger,
nu de dagen -   schraler worden
de mensen -   tasten   naar wat liefde is,

snakken wij -   naar een woord van U,
een open deur -  waardoor U binnenkomt,
turen wij -  naar de dag van morgen
de dag van morgen, -   ach wanneer!

Breek bij ons in -  o God -  die liefde bent
en zaai in ons uw licht
                                             (Jan Groenleer)
Verteller:
En dan is Kerstfeest vieren wel even een oase. Dat is immers een boodschap van pósitief nieuws, het Evangelie van vrede op aarde. En hoe heb ik het nu? Nou komt tóch het woord oorlog voor in het opschrift. Wéér dat nare woord oorlog. DIE boodschap hoor ik teveel. Daar heb ik genoeg van. Moet dat nou?
Ja, als je bjbels nadenkt over Kerstfeest, dan kom je uit bij vrede. Maar óók, zelfs in de eerste plaats, bij oorlog. En dat is goed om te horen. Want zó, en alléén zo, krijgt dit feest diepte. De diepte van de realiteit, de trieste werkwelijkheid. EN van de diepe, de gróte blijdschap. Tegen die achtergrond willen we ons op het komende feest voorbereiden.

We verlangen naar het paradijs.Waarom? Omdat daar onze roots liggen. Daar is het begin van het leven van de mens op aarde.

 Lezen: Genesis 2: 8-9, 15, 22-25

Vrede! Ja, het paradijs betekent: geluk, harmonie, dus vrede. Samen, in volmaakte harmonje. Samen genieten, bezig met de opdracht. Die luidde: de mooie hof van Eden bewerken en bewaren. Die hof was mooi en goed. De mens mocht daarvan genieten, die verder in cultuur brengen. En de hof bewaren, Ervoor zorgen, dat er niets verkeerds binnen kwam. Dat de hof van Eden mooi blééf.
Wat klinkt ons dát goed in de oren! Dát is pas vrede! Alles in volmaakte harmonie. Dáár komt dat heimwee vandaan. Een prachtige taak verrichten, zonder tegenwerking. En sámen, met één doel voor ogen, één belang op het oog: dat van God! Dát is vrede!! Zó was het. Vandaar dat heimwee. Voelt u ook wel eens dát heimwee?

Zingen:  Gez. 128 (eventueel op de melodie van Gez. 239)
 
Verteller:
Heimwee. Want wat zijn we ver van die vrede verwijderd! Hoe is er dan die onvrede in allerlei verbanden? Al die oorlogen, terreur, noem maar op? Hoe komt het, dat het zo ánders geworden is? Nu weten wij van Adam en Eva, van het eten van de verboden vrucht.

Maar daar is iets aan vooraf gegaan, een gebeurtenis in de hemel. Een engel is ontrouw geworden aan zijn Opdrgever. Hij kwam in opstand. En hij kwam op aarde. We lezen in de bijbel, dat hij eerst óók nog in de hemel, de woonplaats van Gpd kwam. Met de andere engelen, voor Gods troon. Denk maar aan Job.
Maar daarna is er iets gebeurd, dat met het Kerstfeest te maken had. Met de vrede door de komst van Jezus Christus op aarde. Dáár is het allemaal begonnen.

Lezen: Openbaring 12:7-9 

Verteller:
Een oorlog, een veldslag, Strijd in de hémel nog wel. Tussen aartsengel Michaël en de engelen, die God trouw gebleven waren aan de ene kant. En de draak, de duivel met de engelen, die met hem in de rebellie tegen God waren meegegaan.
Een belangrijke gebeurtenis! Die heeft met Jezus en zijn komst, en werk  op aarde, met Kersteest dus, alles te maken. Jezus zegt zelf: “Ik zag de Satan als een bliksem uit de hemel vallen". Gods vijand had daar toegang. Hij meende daar recht op te hebben. Maar Jezus werd geboren. Was op aarde. Heeft daar gewerkt. Nu heeft de duivel in elk gevál geen rechten meer. In de hemel is geen plaats meer voor die rebel. Maar des te meer kan hij zich op de aarde concentreren. En dát merken wij! Dáárom is er nog geen vrede op aarde. Onze planeet is oorlogsgebied!  

Maar Openbaring 12 heeft ook een positieve boodschap. De Here God heeft getoond: hij mag sterk en machtig zijn, die vijand. Maar mijn macht is groter. En Hij is ons te hulp gekomen in Jezus. Daar zijn tekenen te over van in de Evangelieën. Ook dát is de blijde boodschap van het Kerstfeest. Maar intussen is de situatie wél: we verkeren in oorlogsgebied. De Kerk staat in de frontlinie. Beseffen we dat?

Zingen: Gez. 298:1,2.  
 
Verteller:
Satan heeft, sinds Adam en Eva bezweken voor zijn verleiding, grote macht. En de mensen, en u en ik, wij staan daar ook aan bloot. En  dat blijft niet zonder gevolgen…

Lezen: Genesis 3:14-24

Verteller:
De mens, die in het paradijs aan het werk was in en met de hof en wat daarin was, is nu bezig met zijn werk buiten de  hof. En dat is heel wat anders! Op alles rust de vloek van de zonde, ook in het werkt. Het materiaal is stug. Het werk werkt niet mee. En dat betekent zwoegen en zweten, ergernis, ontslag, burn-out, noem maar op.
En de vrouw mag kinderen ter wereld brengen. Maar dat zal met smart gepaard gaan. En ze zal vaak misbruikt worden door de sterkere, de man.
En altijd weer is er de oorlog met de boze. Weliswaar onder de regenboog van de belofte, maar toch. Vandaar dat velen vragen: die vrede, waar is die dan? Waar blijft die nou? Vandaar ook die onvrede in ons bestaan. Dat van mij, van u, van iedereen. De wereld is vól oorlogen met als gevolg alle ellende vandien.

Zingen: Gez.285:1,2,4

Verteller:
Ja, wij leven na het Kerstfeest. Daarom hebben we de zekerheid, dat de vrede wint. Want Jezus is op aarde gekomen. Dat feit is belangrijk. Daar begint de victorie. Daarom doet de duivel álles, om de geboorte van de Verlosser te voorkomen. Een voorbeeld…

Lezen: 1 Sam.17:41-50
 
Verteller:
Zo is en doet Satan. Hij is uit op de ondergang van Israël. Want dat is het volk, dat het geheim draagt. Het geheim van de belofte van de Verlosser. Hij zit achter de actie van de Filistijnen en Goliath. Want David is een belangrijke schakel in de belofte, in Gods plan. Tot hem zou de belofte komen van eeuwig koningschap. Tot zijn nageslacht zou de Overwinnaar behoren. Die Satan na de toegang tot de hemel ook alle recht op de aarde en de mens zou afnemen. Daarom moest David dood. Om zo in hem de Verlosser te treffen.
Daarom is het OudeTestament vol van gedeelten, die laten zien, hoe de Boze bezig is. Steeds weer doet hij nieuwe pogingen. Maar ze mislukken één voor één. Want het is wáár, wat er zongen: Gods vrede wint de strijd. Met andere woorden: zijn plannen falen niet.

Zingen: Gez. 304:1,2

Verteller:
En zo is het Kerstfeest geworden. De Verlosser, Gods Zoon, werd geboren als een klein mensenkind op deze aarde. Hij is de Vredekoning. Hij kwam om uiteindelijk vrede te brengen.  

Lezen: Lucas 2:1-7

Zingen: Heer Uw licht (melodie ps. 66) van Ria Borkent

O Heer, uw licht heeft ons verbijsterd –
een engel, boven ons begrip,
gaf bij het woord een vingerwijzing:
een kind in doeken in een krib.
Het is gezien – het licht van boven
was als een hemels onderdak.
Het is gezien wat is gesproken:
een baby in een etensbak.

In onze duistere gedachten
daalt vrede van de hemel neer,
wij weten in doorwaakte nachten
ons leven veilig bij de Heer.
Het is gezien door ooggetuigen,
een vroege nachtploeg was er bij.
De herders zagen engelen juichen;
een Kind van boven loven wij.

Verteller:
Het Kerstfeest gaat diep. Zoals de oorlog heel ver en diep is, in de wereld, maar ook in ons leven, zo ver en diep gaat ook de vrede.

Declamatie: Licht, bron van louter leven

Licht, bron van louter leven,
ster, stralend in de nacht,
hoog aangeschreven teken
oplichtend, onverwacht,
in vrije val omlaag –
de hemel kust de aarde,
morgen omhelst vandaag.

Uw liefde zal ons leiden,
geen wind die uw vlam dooft;
dat licht zal zich verspreiden,
dansen op ieders hoofd.
Valt eenmaal onze ster,
hoe zal de hemel stralen -
niemand valt U te ver.

Kind, minste van de mensen,
klein vonkje vallend vuur
wat zouden wij nog wensen, -
dit ene: in dit uur
te zien uw lachend licht;
de hemel streelt de aarde,
Gods goedheid krijgt gezicht.

Ster, vallend in de stilte,
uw licht doet ons verstaan:
Gods vlam trekt onze kilte
mantels van liefde aan.
Ons koude hart van steen
breekt als de bloesem open
dwars door de winter heen.
                              (A.F. Troost)

Verteller:
Uiteindelijk is het door het feit van Kerst vrede geworden. Vrede op aarde, horen we van de engelen. En dat is volkomen terecht. Dat zullen we nog wel horen. Maar Satan geeft het nog niet op. Nooit! Daarom is Kerstfeest eigenlijk het offensief van Jezus, de grote Opperbevelhebber. De grote, beslissende slag levert Hij helemaal alleen. Maar Hij gaat de mobilisatie afkondigen en zijn troepen werven.

Declamatie: Ster van David

Ster van David

Ster van David  groot van pracht
al die eeuwen lang verwacht
heeft in ’s werelds donk’re nacht
voor miljoenen ongedacht
onverdiende vrede aangebracht

Ster van David  wil ook heden
als wij eind’lijk moegestreden
onze zonden  van ‘t verleden
en vandaag aan U beleden
hier in onze harten treden.
                                            (Ilse Hoogendoorn.)

Verteller:
Intussen probeert de duivel zijn slag te slaan:
 
Lezen: Matt. 2:9-15

Declamatie: Herodes
 
Herodes

De koning heeft het goed begrepen;
zijn koninkrijk loopt vast.
Het is van kleur ontdaan
en metterdaad
tot op de draad
versleten.

De mantel van zijn dromen
hangt hem
verouderd om de schouders,
de zwakke leden:
de koning heeft het goed begrepen.

Eropuit! Het kind te vinden,
het kind te vinden dat hij zelf niet is,
het kind te vinden om het even.
De koning slaat beminden voor het leven.

De koning heeft het goed begrepen.
                                (Alfred Valstar)

Verteller:
Herodes keek niet op een slachtoffer meer of minder. En zéker het leven van kinderen interesseerde hem geen snars. En zéker niet in dit geval. Want die kandidaat-koning, waarvan de magiers uit het oosten vertelden, moest dood. En ten tijde van oorlog was volgens hem álles geoorloofd. Hij moest op de troon en niemand anders. Dus dat Kind moest de wereld uit, ten koste van alles. Hij verzet zich tegen het Kind en wil het doden.

Nee, het is niet vanzelfsprekend, Jezus te aanvaarden en te knielen bij de voerbak. Want daarvoor moet je diep door de knieën, knielen zelfs. Het Kind in de krib is heel erg diep gegaan: God werd mens, kind in een kribbe. Zo moet de mens –met inbegrip van u en mij!- ook diep buigen, om bij Hem te gaan behoren.
En dan wordt het licht, door de kerstnacht!

Declamatie: Kerstnacht

Kerstnacht

Dit is de nacht, dit is de stille nacht,
dit is de averechtse tijd
waarin de hemel zich verblijdt,
terwijl de aarde op een teken wacht.

Dat er al is, dat al gegeven is.
Het teken van de moede vrouw
die voortging en die baren zou
en die men wegschoof in de duisternis.

De hemel weet, alleen de hemel weet
dat vrede en welbehagen saam
reikhalzen naar een nieuwe naam.
De aarde is als vanouds voor niets gereed.

Al straalt de nacht, al straalt de heilige nacht
veel klaarder dan de zon vermag,
pas als het donker wordt bij dag,
zal op de aarde alles zijn volbracht.
                                                       (Jan Wit)

 Verteller:
En dan? Als je door de knieën bent gegaan? Je diep hebt neergebogen voor Jezus, de Heer? Als we onszelf gegeven hebben en de gave van God, de gave van het Kind, dat is de Verlosser, en in Hem de vrede ontvangen hebben? Is het dan voorgoed en voor altijd OK met God, volmaakte harmonie? Ja, van Gods kant wel. Maar ook binnen in je?
Nee, dan is er nog geen vrede op aarde. Zelfs in de Kerk en tussen kerken niet. Zelfs in de gelovige niet. De zonde blijft een rol spelen in je leven en in je hart, een grote rol. Soms zelfs de hoofdrol. Er blijft nog strijd tussen de zonde, zoals voordien. En de verlossing en de Verlosser die gekómen is. 
Paulus, die we zo hóóg hebben, kende die strijd. Paulus voelde zich een twee-mens.

Lezen: Rom. 7:13-23 

Verteller:
En Muus Jaobse brengt naar mijn beleving prachtig onder woorden, wat ik en u ook wel ’s beleven.

Zingen: Gez.395

Declamatie: Kerstpsalm

God met ons
In mijn angst en kleingeloof
is het de uitgestoken hand die telt
Uw hand
die ik vastgrijp
boven de ravijnen van het leven.

God met ons
Uw hand, die er was
nog voordat ik bestond,
die er is en er zal zijn
tot in alle eeuwen.
Uw hand, die mij veilig voert
naar vaste grond.

God met ons
Uw hand, in liefde
naar mij uitgestoken
mij reddend
mij beschermend
God met ons.

Heilzaam
resoneert de antifoon
in alle feesten.
God met ons.

Maar zij klinkt en zingt
het wezenlijkst
met Kerst.
God met ons.
                         (Oeke Kruythof)

Lezen: Joh. 1:29-34

Verteller: 
Vrede met God, dat kan alleen als de zondaar zijn bloed stort En dat houdt in dat hij zijn leven geeft. God zei tegen Adam en Eva: als je van de vrucht van de boom van de kennis van goed en kwaad eet, zul je zéker sterven. Maar toen kwam er een wonder. Een wonder, waarin de bijbel en de God van de bijbel uniek is. Namelijk de plaatsvervanging.

Normaal is dat wie de wet overtreedt zélf moet betalen. Maar in de bijbel kan een ander zijn bloed storten, zijn leven geven voor jou. Zó alleen kan de verhouding met God hersteld worden. In de Oude Bedeling gebeurde dat door offers. Dieren werden geslacht. Dus kwamen mensen naar Jerusalem, naar de tabernakel of de tempel. Allemaal met offerdieren bij zich. Die gaven hun bloed, hun leven in plaats van de mens, die de dood verdiend had. Die Gods wet overtreden had en dus zou moeten sterven.
Maar dat was een schaduw, een vóórafbeelding. Want eigenlijk kan alleen een mens plaatsvervanger zijn voor één ander mens.

Dus wees dit heen naar de Nieuwe Bedeling. Toen kwam God zélf met een   lammetje, het Kind in een krib. Een kind, dat de krib verruilde voor het kruis op Golgotha. Dat was het offer, eens en voorgoed, voor de zonden van de hele wereld. En wie ook maar iets begrijpt van zijn schuld voor God en het gevolg daarvan, namelijk de dood, voorgoed en van onvrede voor altijd, die zingt de lof van dit Lam. Al is het met gebarsten stem, al is het zo vals als een kraai om alle leed in zijn leven: Halleluja, lof zij het Lam!

Zingen: Opwekking 44

    1. Geprezen zij de Heer, die eeuwig leeft.
        Die vol ontferming ieder troost
         en alle schuld vergeeft 
            Die heel het aards gebeuren
            vast in handen heeft.
     Refrein: Hem zij de glorie, want Hij die overwon
                   zal nooit verlaten wat zijn hand begon.
                   Halleluja!  Geprezen zij het Lam,
                   dat de schuld der wereld op Zich nam.

             2. Verdreven is de schaduw van de nacht.
                 En wie Hem wil aanvaarden
                 wordt eens veilig thuis gebracht.
                 Voor hem geldt ook dit wonder:
                  alles is volbracht!
                  Refr.

                     3. Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht
                         dat afstraalt van het kruis,
                         dat eens voor Hem werd opgericht.
                         En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht.
                           Refr.
        
Lezen: Rom. 5:1-5

Verteller:
 Vrede dus. Vrede in je hart en leven. Vrede met God en mensen. Dat  betekent niet: altijd vredIG. Niet in je omgeving, de wereld, kerken, de gemeente, het gezin, het huwelijk. Daar kan het stormen tot en met! Dat is de duivel, die tekéér gaat!

Ook in je eigen leven en hart kan de storm woeden. Een zee van vragen, opstandigheis zelfs. Dat kan ook op de kerstdagen. Het Kerstfeest is niet een eilandje van twee dagen. De volmaakte vrede kómt wel, hoor. Maar nu is alles gebutst en beschadigd. Maar ook NU toont God, dat van zijn kant alles goed is. Dat doet Hij door tekenen van de komende vrede te geven. Bijvoorbeeld  doordat verpleegkundigen en diakenen verlengstuk willen zijn van de handen van God.

Declamatie: Handen

Handen

Gelukkig is de mens die tot het einde
handen mag voelen die goed doen.
De hand die met aandacht wast.
De hand die met zorg aankleedt.
De hand die met liefde kamt.
De hand die met tact aanraakt.
De hand die met het hart troost.

Geen mens kan leven
zonder die hand,
die teder is,
die behoedt,
die beschermt
en bemoediging uitstraalt.

Tot het einde toe
verlangt de mens naar die hand,
totdat er die Andere Hand is,
die alle wonden geneest,
die alle pijn heelt,
die alle tranen wist.

Tot die tijd
kunnen onze handen
een voorproef zijn van die handen,
en handen en voeten geven
aan de liefde
die onmisbaar is.
(Marinus van den Berg.) 

Verteller:
Hier is alles voorlopig. Totdat het ééuwige rijk van de VREDE komt.

Lezen: Openb. 21:1-5a

Verteller:
Dan is het écht vrede, harmonie zonder einde. Als alles wat die vrede maar éven zou kúnnen verstoren, is voorgoed weggedaan. Zo is het Kerstfeest tóch uiteindelijk feest van vrede. Vrede volkomen, vrede voorgoed. Door oorlog en onvrede en duisternis heen.

Zingen:  Zingende Gezegend 127: 2-4 (mel. Gez. 127)
  2. O ster van David,, morgenster,
      nog is het aardedonker,
      de dageraad wanhopig ve'r,
      de hemel zonder wonder;
      wij tasten langs een blinde muur,
      belast met angst voor wind en vuur,
      voor bliksem en voor donder -

           3. Maar nochtans blijf ik, morgenster,
               van harte op u hopen;
               zolang gij schijnt, zolang is er
               een lamp om bij te lopen.
               Al wacht ik op het zonnelicht,
               al is de nacht rondom mij dicht,
               gij doet de toekomst open!

                    4. O ster van David, morgenster,
                        heraut van wat zal komen,
                        gij straalt - en daarom zal ik er
                        al zingende van dromen:
                        een land waar liefde huizen bouwt,
                        een lachend kind, een dag van goud,
                        het paradijs, volkomen!       
  
 
Verteller:
Dan is het door dit feest, nee, dankzij de Heiland en zijn werk, en dankzij de liefde van de Vader, vrede. Jezus gaf zichzelf voor ons- dat is Kerstfeest. En Hij gaf zijn leven – dat is Paasfeest. En Hij sttortte zijn Geest uit – en het werd Pinksterfeest. Wat een onvoorstelbare liefde! En het grootste van wat komt is dan ook: daar zal ik mijn Heer ontmoeten.

 Zingen: Ev. Liedbundel 413:1,3,4
1. Lichtstad met uw paarlen poorten,
    wond're stad zo hoog gebouwd,
    nimmer heeft men op deze aarde
    ooit uw heerlijkheid aanschouwd.
    refrein: Daar zal ik mijn Heer ontmoeten,
                luist'ren naar zijn liefdesstem,
                daar geen rouw meer en geen tranen
                in het nieuw Jeruzalem.

      3. Schoon tehuis voor moede pelgrims,
          komend uit de zandwoestijn,
          waar zij rusten van hun werken
          bij de springende fontein.
          Refr.

              4. Wat een vreugde zak dat wezen
                  straks vereend te zijn met Hem
                  in de stad met paarlen poorten,
                  in het nieuw Jeruzalem!
                  Refr.           
 




oktober-november 2008.